Information about the word aanpakken (Dutch → Esperanto: manpreni)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈampɑkə(n)/
Hyphenationaan·pak·ken

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) pak aan(ik) pakte aan
(jij) pakt aan(jij) pakte aan
(hij) pakt aan(hij) pakte aan
(wij) pakken aan(wij) pakten aan
(jullie) pakken aan(jullie) pakten aan
(gij) pakt aan(gij) paktet aan
(zij) pakken aan(zij) pakten aan
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) aanpakke(dat ik) aanpakte
(dat jij) aanpakke(dat jij) aanpakte
(dat hij) aanpakke(dat hij) aanpakte
(dat wij) aanpakken(dat wij) aanpakten
(dat jullie) aanpakken(dat jullie) aanpakten
(dat gij) aanpakket(dat gij) aanpaktet
(dat zij) aanpakken(dat zij) aanpakten
Imperative mood
Singular/PluralPlural
pak aanpakt aan
Participles
Present participlePast participle
aanpakkend, aanpakkende(hebben) aangepakt

Usage samples

Bond pakte het formulier aan en keek het door.

Translations

Esperantomanpreni
Low Germananvatten