Information about the word afschrijven (Dutch → Esperanto: amortizi)

Synonyms: afbetalen, amortiseren, dempen, aflossen

Part of speechverb
Pronunciation/ˈɑfsxrɛi̯və(n)/
Hyphenationaf·schrij·ven

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) schrijf af(ik) schreef af
(jij) schrijft af(jij) schreef af
(hij) schrijft af(hij) schreef af
(wij) schrijven af(wij) schreven af
(jullie) schrijven af(jullie) schreven af
(gij) schrijft af(gij) schreeft af
(zij) schrijven af(zij) schreven af
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) afschrijve(dat ik) afschreve
(dat jij) afschrijve(dat jij) afschreve
(dat hij) afschrijve(dat hij) afschreve
(dat wij) afschrijven(dat wij) afschreven
(dat jullie) afschrijven(dat jullie) afschreven
(dat gij) afschrijvet(dat gij) afschrevet
(dat zij) afschrijven(dat zij) afschreven
Imperative mood
Singular/PluralPlural
schrijf afschrijft af
Participles
Present participlePast participle
afschrijvend, afschrijvende(hebben) afgeschreven

Translations

Catalanamortitzar
Englishwrite off
Esperantoamortizi
Frenchamortir
Germanamortisieren; löschen; abtragen; tilgen; abschreiben; dämpfen; abschwächen
Italianammortizzare
Portugueseamortecer; amortizar
Saterland Frisianamortisierje
Spanishamortiguar; amortizar
West Frisianôflosse; ôfskriuwe