Information about the word doorkomen (Dutch → Esperanto: pasi tra)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈdorkomə(n)/
Hyphenationdoor·ko·men

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) kom door(ik) kwam door
(jij) komt door(jij) kwam door
(hij) komt door(hij) kwam door
(wij) komen door(wij) kwamen door
(jullie) komen door(jullie) kwamen door
(gij) komt door(gij) kwaamt door
(zij) komen door(zij) kwamen door
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) doorkome(dat ik) doorkwame
(dat jij) doorkome(dat jij) doorkwame
(dat hij) doorkome(dat hij) doorkwame
(dat wij) doorkomen(dat wij) doorkwamen
(dat jullie) doorkomen(dat jullie) doorkwamen
(dat gij) doorkomet(dat gij) doorkwamet
(dat zij) doorkomen(dat zij) doorkwamen
Participles
Present participlePast participle
doorkomend, doorkomende(zijn) doorgekomen

Translations

Esperantopasi tra