Information about the word wegrijden (Dutch → Esperanto: forrajdi)

Part of speechverb
Pronunciation/ˈʋɛxrɛi̯də(n)/
Hyphenationweg·rij·den

Conjugation

Indicative mood
Present tensePast tense
(ik) rij weg, rijd weg(ik) reed weg
(jij) rijdt weg(jij) reed weg
(hij) rijdt weg(hij) reed weg
(wij) rijden weg(wij) reden weg
(jullie) rijden weg(jullie) reden weg
(gij) rijdt weg(gij) reedt weg
(zij) rijden weg(zij) reden weg
Subjunctive mood
Present tensePast tense
(dat ik) wegrijde(dat ik) wegrede
(dat jij) wegrijde(dat jij) wegrede
(dat hij) wegrijde(dat hij) wegrede
(dat wij) wegrijden(dat wij) wegreden
(dat jullie) wegrijden(dat jullie) wegreden
(dat gij) wegrijdet(dat gij) wegredet
(dat zij) wegrijden(dat zij) wegreden
Imperative mood
Singular/PluralPlural
rij weg, rijd wegrijdt weg
Participles
Present participlePast participle
wegrijdend, wegrijdende(zijn) weggereden

Usage samples

We hebben alles verwoest wat we konden vinden en zijn toen weggereden om elders slag te leveren.
Hij steeg op en reed kalm weg in de duisternis.

Translations

Englishride off
Esperantoforrajdi