Information über das Wort bewegen (Niederländisch → Esperanto: movi)

Synonym: verroeren

WortartVerb
Aussprache/bəˈʋeɣə(n)/
Trennungbe·we·gen

Konjugation

Indikativ
PräsensPräterium
(ik) beweeg(ik) bewoog
(jij) beweegt(jij) bewoog
(hij) beweegt(hij) bewoog
(wij) bewegen(wij) bewogen
(jullie) bewegen(jullie) bewogen
(gij) beweegt(gij) bewoogt
(zij) bewegen(zij) bewogen
Konjunktiv
PräsensPräterium
(dat ik) bewege(dat ik) bewooge
(dat jij) bewege(dat jij) bewooge
(dat hij) bewege(dat hij) bewooge
(dat wij) bewegen(dat wij) bewoogen
(dat jullie) bewegen(dat jullie) bewoogen
(dat gij) beweget(dat gij) bewooget
(dat zij) bewegen(dat zij) bewoogen
Imperativ
Einzahl/MehrzahlMehrzahl
beweegbeweegt
Partizipien
PräsenspartizipPerfektpartizip
bewegend, bewegende(hebben) bewogen

Übersetzungen

Deutschbewegen; erregen
Englischmove; stir
Esperantomovi
Färöerischflyta; røra
Finnischliikuttaa
Französischmouvoir; remuer
Italienischmuovere
Katalanischbellugar; moure
Lateinmovere
Luxemburgischbewegen
Norwegischbevege
Papiamentomove; muf
Polnischruszać
Portugiesischmexer; mover
Saterfriesischbewäägje
Spanischmover
Thaiย้าย
Westfriesischbewege; ferwege