Informasie oor die woord dóórbreken (Nederlands → Esperanto: rompi)

Sinonieme: breken, stukbreken

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈdorbrekə(n)/
Afbrekingdoor·bre·ken

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) breek door(ik) brak door
(jij) breekt door(jij) brak door
(hij) breekt door(hij) brak door
(wij) breken door(wij) braken door
(jullie) breken door(jullie) braken door
(gij) breekt door(gij) braakt door
(zij) breken door(zij) braken door
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) doorbreke(dat ik) doorbrake
(dat jij) doorbreke(dat jij) doorbrake
(dat hij) doorbreke(dat hij) doorbrake
(dat wij) doorbreken(dat wij) doorbraken
(dat jullie) doorbreken(dat jullie) doorbraken
(dat gij) doorbreket(dat gij) doorbraket
(dat zij) doorbreken(dat zij) doorbraken
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
breek doorbreekt door
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
doorbrekend, doorbrekende(hebben) doorgebroken