Informasie oor die woord verliezen (Nederlands → Esperanto: perdi)

Sinonieme: kwijtraken, verbeuren

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/vərˈlizə(n)/
Afbrekingver·lie·zen

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) verlies(ik) verloor
(jij) verliest(jij) verloor
(hij) verliest(hij) verloor
(wij) verliezen(wij) verloren
(jullie) verliezen(jullie) verloren
(gij) verliest(gij) verloort
(zij) verliezen(zij) verloren
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) verlieze(dat ik) verlore
(dat jij) verlieze(dat jij) verlore
(dat hij) verlieze(dat hij) verlore
(dat wij) verliezen(dat wij) verloren
(dat jullie) verliezen(dat jullie) verloren
(dat gij) verliezet(dat gij) verloret
(dat zij) verliezen(dat zij) verloren
Gebiedende wys
Enkelvoud/MeervoudMeervoud
verliesverliest
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verliezend, verliezende(hebben) verloren

Voorbeelde van gebruik

Als we u verliezen, verliezen we ons hoofd.
Nu verloor de kapitein zijn geduld.
Mogelijk verliest Berlusconi’s partij na twintig jaar de macht in Milaan.
Verlies de sleutel nimmer!
Helaas heb ik de mijne in Moria, of al eerder, verloren.
Zijn leven stond op het spel en hij wilde dat voorlopig nog niet verliezen.
Hij verloor veel bloed en werd zichtbaar zwakker.

Vertalinge

Afrikaansverloor
Albanieshumb
Duitsverlieren
Engelslose
Engels (Ou Engels)forleosan; leosan
Esperantoperdi
Faroëesmissa
Finskadottaa
Fransperdre
Italiaansperdere
Jamaikaanse Patoislaas
Katalaansperdre
Papiamentsperdè
Poolsgubić; tracić
Portugeesperder
Roemeenspierde
Russiesпотерять; терять
Saterfriesferljoose
Skots-Gaeliescaill
Spaansperder
Srananlasi
Sweedsförlora; mista
Thaiหาย; เสี่ย
Tsjeggiesprodělat; prohrát; ztrácet; ztratit
Turkskaybetmek
Wes‐Friesferlieze; weislepe