Informasie oor die woord gast (Nederlands → Esperanto: gasto)

Sinoniem: introducé

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/ɣɑst/
Afbrekinggast
Geslagmanlik
Meervoudgasten

Voorbeelde van gebruik

Ik heb grote tegenzin om hem binnen te laten in mijn huis, want men zegt dat hij een gast is die nimmer vertrekt.
Misschien zou onze gast er de voorkeur aan geven met ons mee te eten.
Het was onze plicht onze gasten te beschermen.
Onze gasten komen uit de bibliotheek.
Die man is mijn gast.
Hij werd gevolg door enige gasten.

Vertalinge

Afrikaansgas
Albaniesmysafir
Deensgæst
DuitsGast
Engelsguest; sojourner
Engels (Ou Engels)cuma; giest; gæst
Esperantogasto
Faroëesgestur
Finsvieras
Fransconvive; hôte
Hawaiïeshoakipa
Hongaarsvendég
Italiaansospite
Katalaanshoste
Latynhospes; hospitator
Noorsgjest
Papiamentsbishita
Poolsgość
Portugeesfreguês; hóspede; visita
Russiesгость
SaterfriesGast
Spaansconvidado; huésped
Srananfisiti
Swahilimgeni
Sweedsgäst
Thaiแขก
Tsjeggieshost
Turksmisafir
Wes‐Friesgast
Yslandsgestur