Informasie oor die woord ophouden (Nederlands → Esperanto: finiĝi)

Sinonieme: aflopen, eindigen, uitgaan, uitraken, verlopen, ten einde lopen

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/ˈɔpɦɑu̯̯də(n)/, /ˈɔpɦɑu̯̯ʋə(n)/
Afbrekingop·houd·en

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(hij) houdt op(hij) hield op
(zij) houden op(zij) hielden op
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat hij) ophoude(dat hij) ophielde
(dat zij) ophouden(dat zij) ophielden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
ophoudend, ophoudende(hebben) opgehouden

Voorbeelde van gebruik

En daar hield ook de kennis van Thomas op.
Maar jij moet beginnen waar ik ben opgehouden.

Vertalinge

Afrikaanseindig
Deensebbe ud
Duitsenden; endigen; aufhören; zu Ende gehen; ein Ende nehmen; ablaufen; auslaufen
Engelsend; finish
Esperantofiniĝi
Faroëesverða endaður
Fransfinir; prendre fin; se terminer
Maleisberakhir
Noorsutlope
Papiamentskaba
Portugeesacabar; terminar
Roemeensse sfârși
Saterfrieseendigje; eendje
Spaansexpirar; terminarse
Sranankaba
Sweedssluta
Thaiจบ; เสร็จ
Turksbitmek
Wes‐Friesbeteare