Informasie oor die woord behoren (Nederlands → Esperanto: devi)

Sinonieme: dienen, horen, moeten, motten, moet, zullen, hebben

Woordsoortwerkwoord
Uitspraak/bəˈɦoːrə(n)/
Afbrekingbe·ho·ren

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ik) behoor(ik) behoorde
(jij) behoort(jij) behoorde
(hij) behoort(hij) behoorde
(wij) behoren(wij) behoorden
(jullie) behoren(jullie) behoorden
(gij) behoort(gij) behoordet
(zij) behoren(zij) behoorden
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(dat ik) behore(dat ik) behoorde
(dat jij) behore(dat jij) behoorde
(dat hij) behore(dat hij) behoorde
(dat wij) behoren(dat wij) behoorden
(dat jullie) behoren(dat jullie) behoorden
(dat gij) behoret(dat gij) behoordet
(dat zij) behoren(dat zij) behoorden
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
behorend, behorende(hebben) behoord

Voorbeelde van gebruik

Het was er niet zoals het behoorde te zijn.
Ik heb meneer Balings gekozen en dat behoort jullie voldoende te zijn.

Vertalinge

Afrikaansmoet
Deensmåtte; skulle
Duitsmüssen; sollen; dürfen; haben
Engelsshould
Engels (Ou Engels)sculan
Esperantodevi
Faroëesnoyðast; skula
Finstäytyä
Fransavoir à; devoir; être obligé
Hongaarskell; kötelező; muszáj
Jamaikaanse Patoisafi
Kabiliesssefk
Katalaanshaver de
Luxemburgsmissen
Maleisharus
Nederduitsmöäten
Papiamentsmester; mesté
Poolsmusieć
Portugeesdever; ter a obrigação; ter de; ter que
Russies<должен>
Saterfriesmoute; skälle
Skotsmaun; hae tae
Spaansdeber; tener que
Srananabi fu; musu
Sweedsböra; må; måste
Thaiควร; ต้อง; พึง
Wes‐Friesmoatte