Informasie oor die woord pas (Nederlands → Esperanto: pasporto)

Sinoniem: paspoort

Woordsoortselfstandige naamwoord
Uitspraak/pɑs/
Afbrekingpas
Geslagmanlik
Meervoudpassen

Voorbeelde van gebruik

Het is beter dat wij het geld niet aangenomen hebben, want anders hadden wij geen passen en geen aanbevelingsbrief gekregen.
U moet uw pas laten zien.

Vertalinge

Afrikaanspaspoort
Albaniespasaportë
Deenspas
DuitsPaß; Reisepaß
Engelspassport
Esperantopasporto
Faroëesleiðarbræv; pass
Finspassi
Franspasseport
Hongaarspaszport; útlevél
Italiaanspassaporto
Katalaanspassaport
Nederduitspaspoort
Noorspass
Papiamentspasport
Poolspaszport
Portugeespassaporte
SaterfriesPas; Raisepas
Spaanspasaporte
Sweedspass
Thaiหนังสือเดินทาง
Walliestrwydded deithio