Informasie oor die woord verwenden (Duits → Esperanto: uzi)

Sinonieme: anwenden, benutzen, brauchen, gebrauchen, verwerten, sich bedienen, einsetzen

Uitspraak/fərˈvɛndən/
Woordsoortwerkwoord

Vervoeging

Aantonende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) verwende(ich) verwendete
(du) verwendest(du) verwendetest
(er) verwendet(er) verwendete
(wir) verwenden(wir) verwendeten
(ihr) verwendt(ihr) verwendetet
(sie) verwenden(sie) verwendeten
Aanvoegende wys
Teenwoordige tydVerlede tyd
(ich) verwende(ich) verwendete
(du) verwendest(du) verwendetest
(er) verwende(er) verwendete
(wir) verwenden(wir) verwendeten
(ihr) verwendet(ihr) verwendetet
(sie) verwenden(sie) verwendeten
Gebiedende wys
(du) verwende
(ihr) verwendt
verwenden Sie
Deelwoorde
Teenwoordige deelwoordVerlede deelwoord
verwendend(haben) verwendet

Voorbeelde van gebruik

Alles, was du sagst, kann gegen dich verwendet werden.

Vertalinge

Afrikaansgebruik
Deensbenytte; bruge; tilbringe
Engelsemploy; use
Esperantouzi; fari uzon de
Faroëesnýta
Finskäyttää
Fransappliquer; employer; se servir de; user de
Hongaarshasznál
Italiaansimpiegare; usare
Katalaansemprar; gastar per l’us; usar; utilitzar
Latynuti
Maleisgunakan; menggunakan
Nederduitsgebruken; bruken; gebrüken
Nederlandsaanwenden; benutten; gebruiken; zich bedienen van; gebruik maken van; inzetten
Papiamentsusa; uza
Poolsużywać
Portugeesdespender; empregar; servir‐se de; usar
Roemeensfolosi
Russiesвладеть
Saterfriesanweende; benutsje; bruuke; ferweende
Skotsuise
Spaansemplear; hacer uso de; usar
Sweedsanvända; begagna; bruka
Thaiใช้
Turkskullanmak
Wes‐Friesbrûke; gebrûk meitsje fan
Yslandsbrúka; nota