Nederlânsk–Frysk wurdboek

Fryske oersetting fan it Nederlânske wurd spreken

Nederlânsk → Frysk
  
NederlânskFrysk (net rjochtstreeks oerset)Esperanto
(praten)
🔗 De burgemeester wil je spreken.
(praten);
sprekke
🔗 Maar ik kon niet spreken.
paroal
(zeggen)
🔗 „Ge gaat te ver”, sprak de markies.
(aanklampen; toespreken)
oanklampe
;
oansprekke
;
🔗 Als ik die vrouw daar aanspreek, vindt ze mij een vieze ouwe man.
(overeenkomen)
ôfprate
🔗 Dat hebben de EU‐ministers van verkeer donderdag in Luxemburg afgesproken.
(discussiëren; discuteren; bediscussiëren)
diskusjearje
(behandelen; bepraten; discussiëren);
diskusjearje
🔗 Dit is niet besproken geworden.
(belasteren)
berabje
;
rabje
(kansel; katheder)
buordsje
🔗 Hij sprak voor de microfoon op het spreekgestoelte van de grote zaal.
sprekker
🔗 De spreker vervolgde zijn toespraak.
abbelearje
🔗 Het is niet aan mij de computer tegen te spreken.
(aanspreken)
oanklampe
;
oansprekke
;
🔗 De omroeper begon de menigte toe te spreken.
(in tegenspraak zijn met; tegenspreken; tegenwerpen)
abbelearje
🔗 „Daarvoor is geen gevaar,” wedersprak de foerier lachend.