Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord zich afzonderen van

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(afscheiden; scheiden; schiften);
segregate
(isoleren);
seclude

NederlandsEngels
zich afzonderen van shut oneself up from
afzonderen detach; insulate; isolate; seclude; segregate; separate; sequester; set apart; rescind; put aside