Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord uitvaardigen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(afkondigen; verkondigen)
(afkondigen)
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.
uitvaardiging
(afkondiging)
; ;
indiction

NederlandsEngels
uitvaardigen emit; enact; issue; promulgate; put forth
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in
uitvaardiging issue; promulgation; enactment