Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord uitplanten

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(planten)
(aanplanten; poten; uitplanten)
🔗 Heb jij dat geplant?
(op; van; vanuit);
🔗 Hij liep snel het hotel uit.
(aan; door; met; om; van; vanwege; voor; wegens); ; ;
🔗 Dat deed hij uit berekening.
(over; voort; weg; verwijderd);
🔗 Zij zijn het grootste gedeelte van de dag uit.
;
🔗 De lampen waren uit.

NederlandsEngels
uitplanten bed out; plant out; put out
planten bed out; implant; intersperse; plant; put in; raise; set
uit done; for; forth; off; out; out of; over; through; in a spirit of; from; from among; in