Nederlands–Engels woordenboek
Engelse vertaling van het Nederlandse woord schik
Nederlands | Engels (indirect vertaald) | Esperanto |
---|---|---|
schik (amusement; vermaak) | ; fun ; pleasure | |
(beredderen; redderen; regelen) | ; | |
🔗 Een dienstmeid bracht een zilveren schaal binnen waarop twaalf rijpe vijgen lagen geschikt. |
Nederlands | Engels |
---|---|
niet erg in zijn schik zijn met iets | ⇆ be not too pleased with something |
niet erg in zijn schik zijn over iets | ⇆ be not too pleased at something |
schik hebben | ⇆ amuse oneself; ⇆ enjoy oneself; ⇆ have fun |
schik hebben in | ⇆ enjoy |
schikken | ⇆ accommodate; ⇆ adjust; ⇆ arrange; ⇆ compose; ⇆ compromise; ⇆ conform; ⇆ dispose; ⇆ order; ⇆ regulate; ⇆ set; ⇆ settle; ⇆ suit; ⇆ move up |