Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord reisseizoen

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
; ;
voyage
;
🔗 Hoe reist u gewoonlijk naar Settra?
(gereis)
travelling
🔗 Reizen maakt een mens hongerig.
(jaargetij; jaargetijde)
🔗 Ook in andere seizoenen is er genoeg te zien.

NederlandsEngels
reisseizoen travelling season
reizen go places; itinerate; journey; travel; be on the road; travelling; trek; voyage
seizoen season