Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord ophakker

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(blaaskaak; bluffer; opschepper; pocher; snoever; grootspreker)
🔗 Die dikke ophakker heeft mijn robot gestolen!
(bluffen; opscheppen; pochen; snoeven; snorken; grootspreken; opsnijden)
🔗 Hij zit daar op te hakken aan het hoofd van de tafel terwijl hij gewoon maar een nul is.

NederlandsEngels
ophakker braggart; swaggerer
ophakken brag
ophakkerij brag; bragging