Nederlands–Engels woordenboek

Engelse vertaling van het Nederlandse woord afscheid

Nederlands → Engels
  
NederlandsEngels (indirect vertaald)Esperanto
(adieu; vaarwel; afscheidsgroet);
🔗 Hun afscheid was kort.
(vaarwel zeggen)
say goodbye
;
take leave
🔗 Toen had heer Ollie er echter genoeg van en hij nam gelijk met de heer Dickerdack afscheid.
(vaarwel zeggen)
say goodbye to
;
🔗 Ze namen afscheid van de abt en gingen de duisternis tegemoet.
(afzonderen; scheiden; schiften);
segregate
🔗 In 1921 werd Wenen van het omringende Neder‐Oostenrijk afgescheiden, en werd een aparte bondsstaat.
(uitscheiden)
excrete
(uitscheiden)
farewell letter
adiaŭa letero
(afscheidsgeschenk)
farewell present
🔗 Als afscheidscadeau gaven ze hem een mooie nieuwe weitas en een kruithoorn.
(afscheidscadeau)
farewell present
(afscheid; vaarwel)
farewell dinner
🔗 Daarom nodigen wij u uit op een afscheidsmaal, hier tussen de stromende wateren die u ver van Lórien weg zullen voeren.
valedictory
; ;
farewell address
🔗 Luitenant Dubosc hield zijn afscheidsrede.

NederlandsEngels
afscheid adieu; adieus; congé; farewell; goodbye; leave; leavetaking; parting; valediction
afscheid nemen say goodbye; take leave; take one’s leave
afscheid nemen van bid farewell to; say goodbye to; take leave of; part ways with
afscheiden demarcate; disassociate; dissever; dissociate; divide off; excrete; exude; hive off; mark off; partition; secrete; segregate; separate; set off; sever
afscheidsbrief farewell letter
afscheidscadeau farewell present
afscheidsdronk parting‐cup
afscheidsgeschenk farewell present
afscheidsgroet valediction; farewell
afscheidskus parting‐kiss
afscheidslied parting‐song
afscheidsmaal farewell dinner
afscheidsrede valedictory; valedictory address; farewell address