Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord speech

Engels → Nederlands
  
EngelsNederlands (indirect vertaald)Esperanto
(discourse; talk; talking; speaking);
(accost; address; intervention; message); ; ;
🔗 Dorothy listened to this speech with wonder.
(discourse)
(idiom; language; tongue);
taaleigen
(lecture; address; discourse); ;
🔗 But what do we do about pope Francis who suggested, on a flight to the Philippines, that there are limits to freedom of speech—especially when it comes to religion?
;
woordsoort
🔗 The other parts of speech are never inflected.
speechless
(dumb; mute)
speechless
speechless

EngelsNederlands
speech rede; redevoering; speech; spraak; taal; toespraak
broadcast speech radiorede
election speech verkiezingsrede; verkiezingstoespraak
flower of speech stijlbloempje
freedom of speech vrijheid van het woord; vrijheid van meningsuiting
free speech het vrije woord; vrijheid van meningsuiting
funeral speech lijkrede
inaugural speech intreerede
keynote speech <een rede waarin de hoofdlijnen van het beleid worden uiteengezet>
king’s speech troonrede
laudatory speech lofrede
maiden speech intreerede; maiden‐speech
maiden voyage eerste reis
native speech moedertaal
oblique speech indirecte rede
organ of speech spraakorgaan
part of speech rededeel; woordsoort
postprandial speech tafelrede
reported speech indirecte rede
speech defect spraakgebrek
speech from the throne troonrede
speech impediment spraakgebrek
speech is silvern, silence is golden spreken is zilver, maar zwijgen is goud; spreken is zilver, zwijgen is goud
speech of the day feestrede
speech recognition spraakherkenning
speech therapist logopedist; logopediste; spraakleraar
speech therapy logopedie; spraakles
thick of speech zwaar van tong
speechify oreren; speechen
speechless sprakeloos; stom
speech‐reading liplezen
speech‐sound spraakgeluid; spraakklank
speech‐trainer logopedist; logopediste
speech‐training logopedie