Engels–Nederlands woordenboek

Nederlandse vertaling van het Engelse woord hosts

Engels	Nederlands (indirect vertaald)	Esperanto
host (accommodate; entertain; put up)	gastvrijheid verlenen aan ; logeren	gastigi
🔗 But Luxemburg leader Xavier Bettel chastised Mr. Johnson, who he was hosting on a visit to the country, after he missed a press conference.
host	gastheer	gastiganto
host (innkeeper; landlord; warden)	herbergier ; waard	gastejestro
host (crowd; mass; multitude; throng)	massa ; menigte	homamaso
host	hostie	hostio
host	gastheer	mastro
host (army)	leger ; heer	armeo
host (army)	leger ; heerleger	armeo

Engels	Nederlands
hosts	⇆ legerscharen
host	⇆ gastheer; ⇆ heer; ⇆ heerleger; ⇆ heerschaar; ⇆ herbergier; ⇆ hostie; ⇆ leger; ⇆ massa; ⇆ menigte; ⇆ optreden als gastheer bij; ⇆ optreden als gastheer voor; ⇆ schaar; ⇆ schare; ⇆ waard