Afrikaans–Engelse woordeboek

Engelse vertaling van die Afrikaanse woord kort

Afrikaans → Engels
  
AfrikaansEngels (onregstreeks vertaal)Esperanto
🔗 Die hare van die pels is kort en grof, en word yler met toenemende ouderdom.
🔗 Die Amerikaanse aktrise Raquel Welch is Woensdag in die ouderdom van 82 jaar oorlede na ’n kort siekbed.
deficit
🔗 Dié tekort is veroorsaak deur ’n afname van bykans 15% in Suid‐Afrikaanse uitvoer.
(gebrek; leemte); ;
🔗 Vir die Russe, wat om verskeie redes met ’n tekort aan mannekrag en toerusting te make het, was dit genoeg rede om die grootste deel van hul slaankrag te konsentreer in die suide, waar die Oekraïense aanval verwag is.

AfrikaansEngels
kort brief; compendious; concise; rebate; short; shorten; short‐set; snappy; snippety; summary
kort aangebonde short‐tempered
kort en klein slaan smash to smithereens
kort maar kragtig brevity is the soul of wit; short but sweet
kort van asem short‐breathed
kort van geld short story; short of money
met die kortste pad by the nearest road
om kort te gaan to be brief; to make a long story short; in short
… te kort short by …
te kort doen derogate; detract; victimize; wrong
te kort skiet fall short of; fault; be wanting
bekort cut short; guillotine; shorten
gekort cropped
inkort abridge; curtail; derogate; dock; retrench
kortaf abrupt; blunt; bluntly; brusque; cavalier; curt; off‐hand; roundly; shortly; shortspoken; short; summary; unceremoniously
kortafstandopname close shot
kortbekseekoet Brünnich’s guillemot; thick‐billed murre
kortbroek shorts
kortegolfstasie short‐wave station
korterig shortish
kortgeknip close‐cropped
kortgolf short wave
kortheid abruptness; brevity; briefness; conciseness; curtness; shortness; snappiness; terseness
korthou keep short
korting deduction; discount; rebate; rebatement; reduction
kortkom fall short; run short; be short of
kortliks shortly; in short
kortraak run short of
kortsigtig mole‐eyed; purblind; short‐sighted; undiscerning; unstatesmanlike
kortsigwissel short bill; short‐dated bill
kortsinjaal doll‐signal
kortsluiting short‐circuit; short
kortsteelpyp nosewarmer
kortstondig ephemeral; evanescent; short; short‐lived; momentary; fugitive; transitory; transient; passing
korttelling undercast
korttermynhuur short lease
kort‐van‐draad waspish
kortverhaal short story
tekort deficiency; deficit; defect; shortage; undershot
verkort abbreviate; abridge; boil down; compact; condense; contracted; curtail; curtailed; detruncate; epitomize; syncopate; foreshorten; reduce; abbreviated