English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word with the aid of

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
with the aid of
(assist; help; support; attend to);
🔗 Later, I thought, they might aid me.
(assist; help; benefit; attend to; advance; avail);
🔗 They will not aid us.
(help; benefit; assistance);
(help; support; assistance)
(female aid)
(assistant)
(assistant; helper; adjunct; aide);
(assistant; helper; auxiliary);

EnglishDutch
with the aid of met behulp van
aid bevorderen; bijdragen tot; bijstaan; bijstand; ezelsbruggetje; financiële hulp; financiële noodhulp; helpen; helper; helpster; hulp; hulpmiddel; onderstand; steun; subsidie