English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word white

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(blank)
🔗 During summer, small white flowers full of nectar appear.
green‐veined white
napa pieriso
white bread
white dead‐nettle
(white nettle)
witte dovenetel
🔗 We can no longer completely rely on the White House.
white nettle
(white dead‐nettle)
witte dovenetel
white slave
(dress coat; full evening dress; tails; full dress; dress‐suit);
snow‐white
;
snow‐white
blankega
white‐banded
witband‐
blankrubanda
🔗 The door of the inn banged shut behind the white‐haired man, and he spun around to glare at it.
white‐sided
(hawthorn; may‐bush);
witkalk
;
witsel
🔗 Tom appeared on the sidewalk with a bucket of whitewash and a long‐handled brush.
(tulip tree; tulip poplar; yellow poplar; American tulip tree; fiddle‐tree)
whiting
🔗 Four to six whitish eggs are laid.

EnglishDutch
white⇆ afgetrokken; ⇆ blank; ⇆ blanke; ⇆ doelwit; ⇆ eiwit; ⇆ grijs; ⇆ onbezoedeld; ⇆ rein; ⇆ spierwit; ⇆ wit; ⇆ witheid; ⇆ witje; ⇆ wit maken; ⇆ witte; ⇆ witten; ⇆ zuiver
as white as a lily⇆ lelieblank
as white as a sheet⇆ krijtwit
as white as chalk⇆ krijtwit
green‐veined white⇆ klein geaderd witje
in white⇆ in het wit
milky white⇆ melkwit
snowy white⇆ sneeuwwit
white as a sheet⇆ spierwit
white bear⇆ ijsbeer
white bread⇆ witbrood
white crow⇆ witte raaf
white dead‐nettle⇆ witte dovenetel
white elephant⇆ <groot of duur nutteloos voorwerp>
white frost⇆ rijp
White House⇆ Witte Huis
white lie⇆ leugentje om bestwil
white nettle⇆ witte dovenetel
white of the eye⇆ oogwit
white paper⇆ witboek
white sale⇆ speciale verkoop van linnengoed
white slave⇆ blanke slavin
white tie⇆ <formele avondkleding>
white washing⇆ witte was
white wedding⇆ traditionele bruiloft
chalk‐white⇆ krijtwit
lily‐white⇆ lelieblank; ⇆ leliewit
milk‐white⇆ melkwit; ⇆ spierwit
off‐white⇆ gebroken wit
snow‐white⇆ sneeuwwit; ⇆ spierwit
white‐banded⇆ witband‐
whitecap⇆ schuimkop
white‐fish⇆ <alle vis behalve zalm>; ⇆ houting; ⇆ wijting
white‐haired⇆ grijs; ⇆ grijsharig; ⇆ wit; ⇆ witharig
white‐headed⇆ favoriet; ⇆ lievelings‐
white‐hot⇆ witgloeiend
white‐leg⇆ kraambeen
white‐livered⇆ laf
white‐out⇆ <desoriëntatie door sneeuw en mist>
whites⇆ wit; ⇆ wit van de ogen; ⇆ witte goederen; ⇆ witte vloed
whitethorn⇆ meidoorn; ⇆ meidoren
whitewash⇆ glimp; ⇆ goedpraten; ⇆ saus; ⇆ sausen; ⇆ sauzen; ⇆ schoonwassen; ⇆ van blaam zuiveren; ⇆ vergoelijken; ⇆ vergoelijking; ⇆ verschoning; ⇆ witkalk; ⇆ witsel; ⇆ witten
whitewood⇆ tulpeboom
whitey⇆ bleekscheet
whiting⇆ wijting; ⇆ wit krijt
whitish⇆ witachtig