English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word when it comes to the pinch

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
pinch
pinĉegi
pinch
(nip)
; ;
pinch
(pilfer)
pinch
(pilfer)
trompŝteli
pinch
(oppress; press; squeeze)
;
pinch
; ;
ŝteleti

EnglishDutch
when it comes to the pinch als het erom spant; als het erop aankomt; als het nijpt; als puntje bij paaltje komt; in geval van nood
pinch achteroverdrukken; beknellen; beknibbelen; dichtknijpen; drukken; gappen; inpikken; inrekenen; klem; klemmen; kneep; knellen; knijpen; knippen; kromliggen; mespunt; mespuntje; nijpen; nijpende nood; pakken; pijn doen; snufje; snuifje; zich bekrimpen