English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word trial

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
trial
(affliction; ordeal)
trial
(adjudication; hearing; judgement)
(test; sample);
(affliction; distress; sorrow; woe)
🔗 But all trials bring their compensations.
(assize)
(attempt; test; bid; rehearsal; shot; try); ;
(action; hearing; suit; court case)
🔗 A trial is due to start on 10 May.
trial by jury
ĵurijurisdikcio

EnglishDutch
trial behandeling; beproeving; berechting; bezoeking; onderzoek; openbare behandeling; penitentie; proces; proef; proefrit; proeftocht; proefvlucht; test; testen
be committed for trial terechtstaan
be on one’s trial terechtstaan
be on trial terechtstaan
bring to trial voor de rechtbank doen komen
by trial and error met vallen en opstaan; proefondervindelijk
come up for trial vóórkomen
dummy trial proefdraaien
give it a trial er de proef mee nemen; het eens proberen
make a trial proefstomen
mock trial schijnproces
on trial op proef; toen de proef op de som werd genomen
put on trial voor de rechtbank doen komen
run on trial proefdraaien
show trial showproces
stand one’s trial terechtstaan
stand trial terechtstaan
stand trial for terechtstaan wegens
trial balance proefbalans
trial boring proefboring
trial bottle proefflesje
trial by jury juryrechtspraak
trial by ordeal godsgericht; godsoordeel
trial consignment proefzending
trial field proefveld
trial flight proefvlucht
trial marriage proefhuwelijk
trial of patience geduldoefening
trial of strength krachtmeting; krachtproef
trial order proefbestelling; proeforder
trial ride proefrit
trial run proefdraaien; proefrit; proefstomen; proeftocht
trial trip proefstomen; proeftocht
when it comes to the trial als het erop aankomt
witch trial heksenproces
mistrial <een wegens een procedurefout nietig verklaard proces>