English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word traverse

English → Dutch
  
EnglishDutch
traverse balk‐; doorkrúísen; doorsníjden; dóórtrekken; dwars‐; dwarsbomen; dwarsgang; dwarslat; dwars overgaan; dwarsstuk; koppelkoers; kruisen; oversteken; transversaal; traverse; zorgvuldig doornemen
traverse table bestekbrief