English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word tone

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(tonus)
;
🔗 The tone is different; the message the same.
engaged tone
(engaged signal; busy signal)
tone down
malfortigi iom
intone

EnglishDutch
tone harmoniëren; klank; kleuren; opkikkeren; schakering; spanning; stembuiging; stemmen; stemming; tint; tinten; tonus; toon; versterken
dial tone kiestoon
engaged tone bezettoon
give the tone de toon aangeven
in a high tone op hoge toon
in a low tone op zachte toon
in a tone of command op gebiedende toon
in measured tones op afgemeten toon
it is sure to tone down het zal wel bijtrekken
take a high tone een hoge toon aanslaan; een toon aanslaan
take that tone zo’n toon aanslaan
tone down afzwakken; temperen; verflauwen; verzachten
tone in well with goed passen bij
tone up opkikkeren; soigneren; versterken
tone well with goed passen bij
you need not take this tone with me je hoeft tegen mij niet zo’n toon aan te slaan
dialling‐tone kiestoon
halftone halftint; halve toon
intone aanheffen; intoneren; inzetten; psalmodiëren
monotone eentonig; eentonig gezang; eentonigheid; monotoon
semitone halve toon
tone‐deaf amuzikaal
toneless klankloos; kleurloos; krachteloos; onmuzikaal; slap; toonloos; zwak
twelve‐tone dodecafonisch; twaalftoon‐
undertone gedempte toon; ondertoon