English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sweetener

English → Dutch
  
EnglishDutch
sweetener smeergeld; steekpenningen; zoetstof
sweeten aantrekkelijk maken; aantrekkelijker maken; luchten; omkopen; suiker doen in; suikeren; veraangenamen; verversen; verzachten; verzoeten; zoet maken; zoet worden; zoeten; zoeter worden