English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word spite

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
spite
(defiance; flouting)
spite
(resentment)
wrevel
(despite; notwithstanding; for all); ;
ten spijte van
;
🔗 In spite of everything, Rand found himself grinning.
in spite of
(defiantly; despite; in defiance of)
; ; ;
ten spijte van
;
in spite of myself
(in spite of himself)
senvole

EnglishDutch
spite boosaardigheid; dwarsbomen; ergeren; hatelijkheid; pesten; wrevel; wrok
have a spite against een wrok koesteren jegens; gebeten zijn op; iets hebben tegen
in spite of in weerwil van; niettegenstaande; ondanks; ongeacht; spijt; ten spijt van; ten spijte van; trots
in spite of all that toch
in spite of myself mijns ondanks; tegen mijn wil
out of spite uit wrok
spiteful boosaardig; hatelijk; nijdig; rancuneus; spijtig