English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word sparing

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(begrudge; think a pity; be concerned for; be anxious about; fear for)
(give; administer; grant; impart; provide; confer; allow; afford; invest with; deal; fetch; yive)
🔗 “When you can spare the time,” said Nai the Hever, “I wish a few words with you.”
(be lenient with; indulge; leave; relent; turn a blind eye to)
(save; economize; save up)
🔗 Spare my wife!
(auxiliary; backup)
reserve‐
rezerva
(open)
(economically);
zuinigjes
ŝpareme
🔗 In regard to candour and forthrightness, use them sparingly.

EnglishDutch
sparing karig; matig; zuinig
be sparing of karig zijn met; spaarzaam zijn met
with a sparing hand karig
spare afstaan; besparen; dol; extra; gek; geven; gunnen; mager; missen; ontzien; razend; reservedeel; reserveonderdeel; reserve‐; schraal; sparen; uitzinnig; verloren; verschonen van; vrij; zuinig zijn; zuinig zijn met
sparingly karig
sparingness karigheid
unsparing meedogenloos; niet karig; niet op een cent kijkend; niets ontziend; onbekrompen