English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word soak somebody

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
in de week zetten
;
trasorbigi
(dip; immerse; dunk)
trempi

EnglishDutch
soak somebody iemand een poot uitdraaien
soak doordrinken; doortrékken; doorweken; drenken; dronkaard; in de week staan; in de week zetten; inzuigen; opslurpen; opzuigen; soppen; weken; zuipen; zuiplap; zuippartij