English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word resolve
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
resolve (decide; choose; determine; settle; adjudicate) | ; | |
resolve (settle; unriddle; unravel; dissolve) | ||
(decisiveness; determination; resolution; willpower; fortitude) | ||
🔗 The first test of that resolve has now come. | ||
resolution (decision; firmness; peremptoriness) | ||
(motion) | ||
🔗 Passed on Monday, the resolution calls for Russia to pay reparations for the damage and loss of life during the conflict. | ||
resolution (decisiveness; determination; willpower; fortitude; resolve) | ; | |
resolution (firmness; solidity) | vastheid | |
resolution (firmness) | ||
(solution) |
English | Dutch |
---|---|
resolve | ⇆ besluit; ⇆ besluiten; ⇆ doen besluiten; ⇆ ontbinden; ⇆ oplossen; ⇆ vastberadenheid; ⇆ verdwijnen; ⇆ zich oplossen; ⇆ zich voornemen |
resolve itself | ⇆ zich oplossen |
resolve to | ⇆ het voornemen opvatten om |
resolve upon | ⇆ besluiten tot |
resoluble | ⇆ oplosbaar; ⇆ smeltbaar |
resolution | ⇆ beslissing; ⇆ beslistheid; ⇆ besluit; ⇆ definitie; ⇆ doortastendheid; ⇆ motie; ⇆ ontbinding; ⇆ ontleding; ⇆ oplossing; ⇆ resolutie; ⇆ vastberadenheid; ⇆ verdwijning; ⇆ voornemen |
resolvable | ⇆ oplosbaar |
resolved | ⇆ besloten; ⇆ vastberaden |
resolvent | ⇆ oplosmiddel |