English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word regale
English | Dutch |
---|---|
regale | ⇆ een lust zijn voor; ⇆ gastmaal; ⇆ onthaal; ⇆ onthalen; ⇆ traktatie; ⇆ trakteren; ⇆ vergasten |
regale oneself with | ⇆ zich te goed doen aan; ⇆ zich trakteren op |
regale with | ⇆ trakteren op; ⇆ vergasten op |
regalement | ⇆ onthaal; ⇆ traktatie |