English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word private person

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(personage; personality);
🔗 But then he became a different person.
person
(chap; fellow; guy)
;
nepublika
(personal); ;
privé‐
senofica
🔗 There is no harm enjoying one’s private garden.
🔗 His private life is also much talked about.

EnglishDutch
private person particulier
person figuur; mens; personage; persoon; rechtspersoon; sujet
private afzonderlijk; besloten; buitengerechtelijk; eigen; fuselier; geheim; gemeen soldaat; gewoon soldaat; heimelijk; mindere; onderhands; particulier; persoonlijk; piot; privaat; privé‐; soldaat; teruggetrokken; verboden toegang; vertrouwelijk