English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word patience

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
🔗 So I have little time or patience.
(solitaire)
solitero
impatience
patient
;
🔗 More patients than ever before—nearly 65,000—are in hospitals with the disease and the rate of increase is alarming doctors, who fear health services will be swamped within weeks.

EnglishDutch
patience geduld; lankmoedigheid; lijdzaamheid; patience; volharding
angelic patience engelengeduld
be out of patience with niet meer kunnen luchten of zien
exercise patience geduld hebben; geduld oefenen
have no patience with niet kunnen uitstaan
have patience geduld hebben; geduld oefenen
lose patience zijn geduld verliezen
my patience is at an end mijn geduld is op; mijn geduld is ten einde
patience dock spinaziezuring
trial of patience geduldoefening
try somebody’s patience iemands geduld op de proef stellen
impatience ongeduld; ongeduldigheid
patient geduldig; lankmoedig; lijder; lijdzaam; patiënt; patiënte; verpleegde; volhardend