English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word moonlight

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(moonshine);
🔗 He could not see Tam’s face in the moonlight, but he could feel his eyes on him.
(kindle; ignite; set alight; torch); ;
eklumigi
(bright; clear; light‐coloured);
(bright);
🔗 A door opened, emitting a light quivering and almost palpable, like a flickering alternation of purple and green.
(faint; weak; feeble; frail; weedy)
(insubstantial)
malsubstanca
(burn; flash on; take fire; ignite; catch fire);
(delicate; fine)
(easy; facile); ;
lumigi al
🔗 Be sure everyone has eaten a light meal about an hour before the photo session.
🔗 The tiny moon is a mere 700 miles wide and appears to be a thick, pockmarked layer of water ice surrounding a smaller rock core.

EnglishDutch
moonlight bijverdienen; een bijbaantje hebben; maan‐; maanlicht‐; maanlicht; maneschijn; schnabbelen
do a moonlight flit met de noorderzon vertrekken
moonlight lamp schemerlamp
light aangaan; aanmaken; aansteken; aanstrijken; afstappen; afstijgen; belichten; belichting; bijlichten; blond; daglicht; gemakkelijk; helder; levenslicht; licht; lichtbak; lichtblond; lichteffect; lichtje; lichtval; lichtzinnig; los; luchtig; lucifer; makkelijk; met weinig bagage; naar beneden komen; onvast; opsteken; venster; verlichten; verlichting; vlammetje; vuur vatten; vuurtje; zacht; zich laten zakken
moon dromen; maan; maand; mijmeren; moonen; zitten suffen; zwijmelen
moonlighter schnabbelaar