English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word joint‐stool
English | Dutch (translated indirectly) | Esperanto |
---|---|---|
joint (articulation) | ||
joint (collective) | ; | |
joint (common; communal; concerted; generic; mutual; single) | ; | |
joint (collective) | opa | |
joint | ||
joint (seam; join; jointing) | ; voeg | |
(small bench) | ||
; | ||
(dung; excrement; shit; excrements; faeces; droppings; stools; muck; turd) | ||
🔗 She had blood in her stool. |
English | Dutch |
---|---|
joint‐stool | ⇆ vouwstoel |
joint | ⇆ ex aequo; ⇆ gebouw; ⇆ geleding; ⇆ gelegenheid; ⇆ gelid; ⇆ gemeen; ⇆ gemeenschappelijk; ⇆ gewricht; ⇆ gezamenlijk; ⇆ houtverbinding; ⇆ joint; ⇆ kast; ⇆ keet; ⇆ kit; ⇆ knoop; ⇆ kroeg; ⇆ las; ⇆ lassen; ⇆ lid; ⇆ mede‐; ⇆ naad; ⇆ scharnier; ⇆ stickie; ⇆ stuk; ⇆ tent; ⇆ toko; ⇆ verbinden; ⇆ verbinding; ⇆ verbonden; ⇆ verdelen; ⇆ verenigd; ⇆ voeg; ⇆ voegen |
stool | ⇆ bankje; ⇆ knielbankje; ⇆ kruk; ⇆ lokduif; ⇆ lokvink; ⇆ lokvogel; ⇆ ontlasting; ⇆ stilletje; ⇆ stoel; ⇆ stoelgang; ⇆ stoeltje; ⇆ taboeret; ⇆ taboeretje; ⇆ uitstoelen; ⇆ verklikker; ⇆ voetenbankje |