English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word idle talk

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
idle
(lazy; slack; shoddy)
idle
(slack)
idle
(futile; useless; vain; fruitless; ineffectual; sterile; abortive)
;
idle
stilzittend
(speech; discourse; talking; speaking)
(causerie)
kozerio
(speak);
🔗 Who are you talking to?

EnglishDutch
idle talk praatjes voor de vaak
idle buiten bedrijf; dagdieven; ijdel; lanterfanten; lanterfanteren; ledig; leeg; leeglopen; lui; luieren; luilakken; niets doen; nietsdoend; nutteloos; ongebruikt; renteloos; stationair draaien; stilliggend; stilstaand; vrij; vrijlopen; werkeloos; werkloos
talk bespreking; causerie; conversatie; discussie; gepraat; geroddel; gesprek; het hebben over; kout; kouten; onderhoud; praat; praatje; praats; praten; redekavelen; roddelen; smoezen; spreken; spreken over; toespraak