English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word guide

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(direct; manage; steer; conduct; drive; head; lead; refer; address);
(conduct; direct; head; lead; drive; show the way)
de weg wijzen
; ;
🔗 I will not only guide your hands as you work among the vats, but also will I teach you other matters of value.
(guidebook; handbook);
(conduct; lead; channel; wage; bring; drive; show; usher);
🔗 I met two fishermen yesterday at sea wearing green, and they guided me into the city.
(guidebook; guideline);
(tourist guide; cicerone)
; ;
🔗 Guyal stared and turned to his guide.
mountain guide
railway guide
(railway time‐table)
guidebook
(guide; handbook)
;
guidebook
(guide; guideline)
;
(guidebook; guide)
🔗 But you need a few guidelines.

EnglishDutch
guide besturen; de weg wijzen; geleiden; geleider; gids; handleiding; leiden; leider; leidraad; leidsman; leidster; leidsvrouw; padvinder; reisgids; sturen; tot gids dienen; vleugelman
mountain guide berggids
programme guide programmablad
railway guide spoorboekje
travel guide reisgids
guidable bestuurbaar; meegaand; volgzaam
guidance begeleiding; bestuur; geleide; leiding; voorlichting
guidebook gids; leidraad; reisgids; reiswijzer
guided geleid
guide‐dog blindengeleidehond; geleidehond
guideline leidraad; richtlijn; richtssnoer
guidepost handwijzer; wegwijzer
guide‐rope keertouw; sleepkabel; sleeptouw
guiding leidend; richtinggevend
nectar‐guide honingmerk