English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word gift

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(present; donation); ; ;
schenking
wedding gift
edziĝa donaco
gifted
(talented)		;
talentvol
naturdotita
gifted
(talented)		;
talentvol
talentplena

EnglishDutch
gift⇆ donatie; ⇆ gaaf; ⇆ gave; ⇆ geschenk; ⇆ gift; ⇆ natuurtalent; ⇆ recht van begeving; ⇆ recht van vergeving; ⇆ schenking
advertising gift⇆ relatiegeschenk
gift parcel⇆ geschenkzending
gift tax⇆ schenkingsrecht
gift token⇆ cadeaubon; ⇆ geschenkbon; ⇆ waardebon
gift voucher⇆ cadeaubon; ⇆ geschenkbon; ⇆ waardebon
have the gift of the gab⇆ goed gebekt zijn; ⇆ goed van de tongriem gesneden zijn; ⇆ praten als Brugman
he thinks he’s God’s gift to the human race⇆ hij heeft het hoog in de bol
I would not have it as a gift⇆ ik zou het niet cadeau willen hebben
never look a gift horse in the mouth⇆ men moet een gegeven paard niet in de bek kijken
one must not look a gift horse in the mouth⇆ men moet een gegeven paard niet in de bek zien
wedding gift⇆ huwelijksgeschenk
gifted⇆ begaafd; ⇆ begiftigd; ⇆ talentvol
gift‐wrap⇆ als cadeautje inpakken