English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word flesh

Dutch/English
English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
lose flesh
(fall away; lose; lose in weight)		;
gooseflesh
(goosebumps; goosepimples; goose bumps)

EnglishDutch
flesh⇆ vlees
a thorn in one’s flesh⇆ een doorn in het vlees
a thorn in the flesh⇆ een doorn in het vlees
be in flesh⇆ goed in zijn vlees zitten
demand one’s pound of flesh⇆ het volle pond eisen
exact one’s pound of flesh⇆ het volle pond eisen
flesh and fell⇆ met huid en haar
flesh out⇆ aankleden; ⇆ meer gestalte geven; ⇆ opvullen; ⇆ uitwerken; ⇆ verlevendigen; ⇆ verrijken; ⇆ vullen
go the way of all flesh⇆ de weg van alle vlees gaan
human flesh⇆ mensenvlees
in the flesh⇆ in levenden lijve
it makes my flesh creep⇆ ik krijg er kippevel van
lose flesh⇆ afvallen; ⇆ mager worden; ⇆ vermageren
more than flesh and blood can bear⇆ meer dan een mens kan verdragen
neither fish nor flesh⇆ vlees noch vis
one’s own flesh and blood⇆ zijn eigen vlees en bloed
proud flesh⇆ wild vlees
put on flesh⇆ dik worden
the faults that flesh is heir to⇆ de gebreken die ons aankleven
the spirit is willing but the flesh is weak⇆ de geest is gewillig maar het vlees is zwak
what is bred in the bone will come out in the flesh⇆ de natuur verloochent zich niet; ⇆ een vos verliest wel zijn haren, maar niet zijn streken
what is bred in the bone will not come out of the flesh⇆ de natuur verloochent zich niet
flesh‐colour⇆ vleeskleur
flesh‐coloured⇆ vleeskleurig
flesh‐eater⇆ vleeseter
flesh‐eating⇆ vleesetend
flesh‐fly⇆ brommer; ⇆ bromvlieg; ⇆ vleesvlieg
fleshless⇆ zonder vlees
fleshly⇆ vleselijk; ⇆ zinnelijk
flesh‐pot⇆ bordeel; ⇆ hoerenkast; ⇆ striptent; ⇆ vleespot
fleshy⇆ dik; ⇆ gevleesd; ⇆ vlees‐; ⇆ vlezig
gooseflesh⇆ kippevel
horseflesh⇆ paarden; ⇆ paardevlees