English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word figuring

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
figuring
(calculation; computation; arithmetic)
; ;
ciferi
(depict; represent); ; ; ;
(calculate; work out; account; add up); ; ;
(think)
🔗 He figures the whole attack took about three and a half minutes.

EnglishDutch
figure afbeelding; bedrag; beeld; cijfer; cijferen; denken; figureren; figuur; gedaante; gestalte; met figuren versieren; personage; persoon; persoonlijkheid; postuur; verschijning; vóórkomen; zich voorstellen