English–Dutch dictionary
Dutch translation of the English word diffidence
| English | Dutch |
|---|---|
| diffidence | ⇆ gebrek aan zelfvertrouwen; ⇆ schroom; ⇆ schroomvalligheid |
| diffident | ⇆ bedeesd; ⇆ beschroomd; ⇆ schroomvallig; ⇆ verlegen; ⇆ zonder zelfvertrouwen |
| English | Dutch |
|---|---|
| diffidence | ⇆ gebrek aan zelfvertrouwen; ⇆ schroom; ⇆ schroomvalligheid |
| diffident | ⇆ bedeesd; ⇆ beschroomd; ⇆ schroomvallig; ⇆ verlegen; ⇆ zonder zelfvertrouwen |