English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word crush into

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(shatter; smash; dash; destroy);
🔗 I would prefer to crush your neck, Mazirian.
(pound; pulverize);
pisti
(shatter)
tot gruis stampen
dispisti
(smash)
🔗 When your mission is accomplished, crush this crystal and at once you will find yourself in this room.
(grind; pulverize; mince)
mueli
(squash; dash)
🔗 The West is already crushing Russia’s economy.

EnglishDutch
crush into binnendringen
crush aandrang; dempen; drukken; fijnmaken; fijnstampen; gedrang; neerslaan; onderdrúkken; persen; platdrukken; pletten; samendrukken; samenpersen; schok; stampen; uitpersen; verfrommelen; verliefdheid; vermalen; vermorzelen; vernietigen; verpletteren; verplettering