English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word contrast

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
;
;
🔗 In England, the UK’s wealthiest and most populous city, London, stands in contrast to the rest of the country.
(antithesis; contradistinction; opposition; antagonism)
contrast with
afsteken bij
(rather; in kontrast)
🔗 In contrast, Brussels immediately introduced checks and paperwork for goods moving from Britain into the EU, leading to delays and higher costs, and making it challenging for some businesses to compete.

EnglishDutch
contrast afsteken; contrast; contrasteren; een tegenstelling vormen; stellen; tegenover elkaar stellen; tegenstelling
by contrast daarentegen
by contrast with in vergelijking met
contrast liquid contrastvloeistof
contrast with afsteken bij; contrasteren met; een tegenstelling vormen met; stellen tegenover
in contrast in tegenstelling daarmee
in contrast to in tegenstelling tot
in contrast with in tegenstelling met; in tegenstelling tot