English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bucket

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(noria)
it’s raining buckets
(it is pouring; it is raining cats and dogs; the rain is bucketing down; the rain is sheeting down)

EnglishDutch
bucket aker; bak; emmer; emmervol; gieten; grijper; plenzen; putemmer; puts; putse; schoep; stortregenen
a drop in the bucket een druppel op een gloeiende plaat
bucket down gieten; plenzen; stortregenen
bucket seat klapstoel; kuipstoel
it’s a drop in a bucket het is een druppel op een gloeiende plaat
it’s raining buckets het regent pijpestelen
kick the bucket de kraaienmars blazen; de pijp uit gaan; doodgaan; het hoekje omgaan
milk bucket melkemmer
bucket‐chain Jakobsladder
bucketfull emmer; emmervol
bucket‐hook puthaak
bucket‐shop gokkantoor; in goedkope vliegtickets gespecialiseerd reisagentschap
fire‐bucket brandemmer