English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word bespeak

English → Dutch
  
EnglishDutch
bespeak aanduiden; aanspreken; bespreken; bestellen; bestelling; getuigen van; verraden
bespeak somebody’s attention iemands aandacht in beslag nemen; iemands aandacht trekken
bespoke department maatafdeling
bespoke suit maakpak