English–Dutch dictionary

Dutch translation of the English word armband

English → Dutch
  
EnglishDutch (translated indirectly)Esperanto
(reenforce);
🔗 Now, the Eastern European countries most worried about a future Russian attack are arming themselves.
(arm‐rest)
arm‐
(affiliate; branch; affiliation; subsidiary);
(beam);
🔗 His arms and legs were long and as gaunt as his torso.
(bevy; gang; bunch; group; pack);
(horde; troop);
;
(binding; strip; tape);
(fanfare; flourish);
(strap; belt; strip; thong)
(ray; strip; stripe; streak; bar; swath); ;
(streak)
strii
(ribbon);
(wrapper)
(gang; squad; company);
(brigade)
(tape)
met een band omgeven
bendi
(bind; join; tie; tie up; associate; fasten; link; belay)
(ring);
🔗 And she gave me a band of black metal to wear.

EnglishDutch
armband band om de arm
arm ankerarm; arm; armleuning; beslaan; bewapenen; leuning; mouw; pantseren; scherp stellen; tak; wapen; wapenen; wiek; zich wapenen
band band; banderol; banderolleren; bandje; bende; bond; dansorkest; drijfriem; formatie; groep; horde; kapel; korps; lint; muziekkorps; orkest; popgroep; rand; ring; schare; smal lint; snoer; streep; strook; troep; verbinden; verenigen; zich verenigen